Saraï Pannekoek helpt vrouwen hun relatie met voeding te verbeteren

Vrouwen helpen met het verbeteren van hun relatie met eten, om zo beter voor zichzelf en hun omgeving te kunnen zorgen. Dat is Saraï Pannekoek’s missie. “Het creëren van een duurzamere, betere wereld begint bij de jeugd en dat begint weer bij de ouders.”

Bij Saraï begon het ook bij haar ouders. “Mijn moeder is Molukse en mijn vader een Zeeuw. Dus we waren best zuinig bij ons thuis. Als er iets stuk was, dan werd er altijd eerst gekeken of we het konden maken. Er werd bijna niks verspild bij ons thuis. Nu noemen we dat duurzaam, maar het is bij mij echt met de paplepel ingegoten.” Dat is tot op de dag van vandaag ook een thema in Saraï’s leven. “Ik houd bijvoorbeeld ook helemaal niet van winkelen. Als ik iets moet kopen dan kan ik daar rustig twee tot drie weken over nadenken voordat ik het dan toch maar ga kopen. Het is voor mij ook heel belangrijk dat alle spullen een betekenis en een verhaal hebben. Ik zal dus ook niet zomaar wat kopen.”

Kleding is voor haar een van die dingen. “Ik zou niet snel een kledingstuk kopen. Voornamelijk omdat ik mijn kledingkast heel fijn vindt zoals het nu is. Een nieuw kledingstuk kan dan de synergie van alles verstoren. Dus het moet wel echt iets toevoegen of nodig zijn, voor ik een nieuw kledingstuk koop.” Daarnaast houdt het dingen eenvoudig en overzichtelijk.

Eenvoud in voeding is geen gebrek aan smaak

Voor Saraï is eenvoud dus belangrijk. Dat vertaalt zich door naar haar werk en de manier waarop ze naar eten kijkt. “Ik adviseer klanten veel groenten, fruit, noten, zaden, granen en peulvruchten te eten. Daarbinnen is zoveel variatie mogelijk om lekkere gerechten te maken. Maar ik denk wel dat het heel goed is om de extraatje te beperken. Neem een paar goede recepten voor als je trek hebt in iets lekkers en hang die in de keuken. Daardoor word je je ook heel bewust van wat je eet. En als je het zelf maakt, weet je ook het effect van voeding en de tijd die je erin hebt gestopt. Dat geeft meer betekenis dan dat je bijvoorbeeld cake of koekjes in de winkel koopt met vijf verschillende soorten suiker erin.”

Zelf is Saraï gek op koken. “Ik snap het nog niet echt als mensen zeggen dat ze geen tijd hebben om zelf te koken. Als je van de zeven dagen in de week geen tijd hebt om zelf te koken, dan heb je je prioriteiten niet goed. Dat is net zoiets als dat je zegt dat je geen tijd hebt om te slapen.”

Kimchi (red. gefermenteerde groente) is bijvoorbeeld ook een goede manier om extra smaak aan je gerechten toe te voegen. En dat maakt ze zelf ook regelmatig, net als Kombucha (red. gefermenteerde zoete thee). Kimchi is niet alleen een hele lekkere toevoeging aan je maaltijden, maar ook gewoon heel erg leuk om te doen. “Ik voel me net een soort tovenaar dan. Dat proces is zo leuk en zoiets magisch. En de smaak verschilt ook altijd.”

“Kimchi is heerlijk bij een bonengerecht”, zegt Saraï. “Mensen denken onterecht dat plantaardige voeding saai is, maar het is zo smaakvol. Ik heb ook voor atleten staan koken en ik geef mijn cliënten makkelijke gerechten mee om ze te laten zien dat het heel simpel en makkelijk is om smaakvol plantaardig te koken.”

Niet alleen houdt Saraï ervan om zelf eten te koken, ze gaat ook bezig met het groeien van de plantaardige producten. “Mijn schoonfamilie zit al 200 jaar in de melkveehouderij. Sinds een aantal jaar zijn ze een transitie aan het maken.” Elk jaar krijgen de kinderen van Saraï’s schoonvader een stuk land waar ze stapsgewijs een voedselbos aanplanten. Uiteindelijk zal het bos twintig hectare tellen. “We zijn deze maand begonnen met het planten van de eerste struiken van ons voedelbos. Over zeven jaar verwachten we dat we de eerste vruchten kunnen plukken. Maar tot die tijd zorgt het bos al voor schonere lucht door CO2 op te slaan. Daarnaast zorgt het voor meer biodiversiteit in de grond en het landschap.”

De kleine wereldverbeteraar

Zelf noemt ze zich van jongs af aan al een kleine wereldverbeteraar. Dat zet ze nu door, door middel van voeding. Wie Saraï al een tijdje volgt zal haar voornamelijk kennen als voedingskundige en diëtist voor topsporters. Iets wat ze jarenlang heeft gedaan en zelfs een boek over heeft geschreven. Het is een wereld waar de nadruk ligt op een wetenschappelijke aanpak en de druk op presteren erg hoog ligt. En ook een wereld waar Saraï, in aanloop voor de spelen van 2020, steeds meer afstand van neemt “Het voelt voor mij goed, ik wil echt meer focussen op het menselijk aspect. Dat is voor mij echt heel belangrijk.”

“Mijn bedrijfsnaam is nu Nourismentis, wat betekent ‘het voeden van’. Dat kan op allerlei manieren. Ik wil de spiritualiteit en de wetenschap met elkaar verbinden om zo een duurzame verandering ingang te zetten voor de mensen die ik help. Doordat ze leren op een duurzame manier naar voeding te kijken, gaan ze andere keuzes maken. Keuzes zoals het kopen van meer lokale of Europese producten, en producten die hun lichaam echt voeden waardoor ze weer een gezondere relatie met voeding krijgen. Hoe meer mensen dat gaan doen, hoe meer dat uitstraalt naar de omgeving en naar de aarde.”

Sustainable Athlete

Dat is ook de reden dat Saraï en haar man de Stichting Sustainable Athlete opzette. “De topsport is wel een wereld die zich richt op ‘quick fixes’, veel plastic flessen en veel kip, kwark en eieren. Voor mij voelde het gewoon niet goed meer om steeds kip en kwark te adviseren. Terwijl als je wat meer tofu eet, je ook dezelfde hoeveelheid eiwitten binnenkrijgt. We hebben de stichting opgezet om zoveel mogelijk atleten te laten zien dat het ook anders kan. We wilden de sporters laten inzien dat zij een voorbeeldfunctie hebben voor de nieuwe generatie. Dat als zij dingen anders doen, ze daarin echt een voorbeeld zijn. Echt ‘lead bij example’ dus.”

Toch wil Saraï net een stapje verder daarin gaan. Hoewel de stichting dicht bij haar hart ligt, ziet ze toch een ander pad voor zich: “Door het Sjamanisme is dit nog duidelijker geworden. Ik wil mensen verbinden. Met zichzelf, elkaar, en ook met de aarde. Op deze manier kan ik mensen helpen om bewustere keuzes te maken voor zichzelf en de planeet.”

Maar denkt ze dan dat we op die manier de klimaatverandering tegen kunnen houden? “Ik denk dat we met z’n allen moeten accepteren dat er een verandering aankomt. En dat we de verbintenis met elkaar mogen zoeken. Ook met de mensen die keuzes maken waar je zelf niet achterstaat. Als we ons richten op verbinding in plaats van polarisatie, dan zijn we samen weerbaar en veerkrachtig en kunnen we de verandering, die eraan komt, samen aan. Daar vertrouw ik op.”

Toolbox denkt in mogelijkheden

Wat als er een plek is waar jij je talenten kunt ontwikkelen? Een plek waar je kunt laten zien wat je kan bijdragen, maken of hoe jij de wereld mooier kan maken? Die plek is er. Toolbox in Emmen heeft een plek gecreëerd waar ze zowel mensen als gemeenten laten zien dat je meer kan bereiken als je denkt in mogelijkheden in plaats van beperkingen.

“Toolbox is een ontwikkelcentrum”, legt Adriaan Pals uit. Samen met Bert Leiting en Johan Wachtmeester opende hij in december 2016 de deuren van Toolbox. “We zijn een flexplek voor makers, hebben werkplaatsen en ondersteunen de gemeente met dagbesteding. Op dit moment groeien we gemiddeld met vier deelnemers per maand. Maar om te komen waar we nu staan hebben we echt hard moeten werken om te zorgen dat onze deelnemers krijgen waar ze recht op hebben. Inmiddels staat de organisatie goed en zijn we bezig met verdere professionalisering om zo nog meer mensen te helpen en te ondersteunen.”

De Toolboxfilosofie

Bij Toolbox staan de deelnemers dus centraal. “Wij ondersteunen mensen zodat zij weer actief deel kunnen nemen aan de maatschappij. Het huidige systeem in Nederland zit zo in elkaar dat jij als mens niet altijd krijgt wat je nodig hebt om jezelf te ontwikkelen. Wij vinden dat de maatschappij te weinig investeert in de ontwikkeling van de medemens en hoe zorginstanties met elkaar omgaan. Als je instanties per uur betaalt zullen ze ook zorgen dat ze zoveel mogelijk uren maken en de mensen vanuit hun beperking benaderen. Maar de vraag die niet gesteld wordt, is: ‘wat heb je nodig?’ Dat willen wij veranderen”, legt Pals uit. “Wij willen mensen benaderen door hun talenten te erkennen, ze meer zelfvertrouwen te geven, hun eigenwaarde te verhogen en ze een veilige omgeving te geven waar ze kunnen doen waar ze goed in zijn en juist dat verder ontwikkelen.”

Zo is ook Aerial 51 ontstaan, een indoor drone racebaan in het oude AmeriCase. Het was een idee wat ontstond wat aansloot bij een aantal Toolbox deelnemers waaronder een dronevlieger en een racedrone-bouwer. Het zijn geen kwaliteiten die je in een normale baan kan inzetten, daarom heeft Toolbox een baan rondom de kwaliteiten gecreëerd.

Luisteren naar behoeftes

Toch was het idee voor Toolbox in eerste instantie anders dan hoe het er nu uitziet. “Mijn theorie was dat een professional een abonnement kon kopen zodat hij iets kon maken in de werkplaats wat hij dan vervolgens weer kon verkopen”, legt Pals uit. “Iemand met afstand tot de arbeidsmarkt zouden wij dan aan die professional koppelen zodat die persoon daarvan kon leren. Een soort gildesysteem.”

In de praktijk kwamen ze er al snel achter dat dat niet werkte. “We zagen dat mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt vaak veel technischer waren dan de professionals die een abonnement afnamen. Alleen door alles wat ze meegemaakt hadden, waren die mensen er niet van overtuigd dat ze een toegevoegde waarde hebben. Het blijkt dus in de praktijk dat wij onze waarde behalen door deelnemers te overtuigen dat ze er wel toe doen en wel degelijk toegevoegde waarde hebben. En niet door het leren van technische vaardigheden.

“Nu begeleiden en coachen we mensen om meer zelfvertrouwen te krijgen. Dat doen we door het zorgvuldig opbouwen van de interne cultuur. Bijvoorbeeld: hoe gaan we bij Toolbox met elkaar om? Maar ook mensen oprecht complimentjes geven, mensen laten doen waar ze goed in zijn en dan oprecht verbaasd zijn hoe goed ze iets doen en juist dat complimenteren. Daarnaast evalueren we elke vier tot zes weken met de deelnemers. Daarin kijken we hoe het gaat, waar ze tegenaan lopen en wat ze nodig hebben. Die een-op-een gesprekken dragen ook bij aan het vergroten van het zelfvertrouwen en eigenwaarde. Als laatste is een groot deel van ons werk ook het observeren van de deelnemers om zo op te merken waar ze goed in zijn en ze aan te moedigen daar meer van te gaan doen.”

Doelen voor 2020 en verder

Ten tijde van het interview vierde Toolbox zijn driejarige bestaan. En daar stopt het zeker niet. In december 2019 kreeg Toolbox een raad van toezicht. “Deze onafhankelijke partij controleert of we ook doen wat we zeggen. We hebben ze onze plannen voor 2020 voorgelegd en ze zijn niet alleen een goede stok achter de deur, maar ook een stap in de richting van verdere professionalisering.”

Toolbox wil namelijk echt een verandering teweegbrengen bij gemeentes en andere overheden om zo een verschil te maken voor de mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Maar daar zijn subsidies voor nodig. De raad van toezicht is niet alleen een extra professionaliseringsstap, maar ook een extra zekerheid voor overheidsinstanties dat Toolbox de subsidies goed gebruikt.

“Naast de verdere professionalisering willen we in 2020 onder andere verder groeien in het aantal deelnemers. Op die manier kunnen we nog beter ondersteunen in de ontwikkeling van onze deelnemers, en nog meer werk voor hun creëren zowel binnen Toolbox als daar buiten. Maar we willen ook verder onderzoek doen naar het huidige systeem in Nederland, en hoe we dat kunnen verbeteren. Daarover willen we ook echt die discussie aanzwengelen.”

En dat onderzoek is hard nodig volgens Toolbox en kan voor een positieve ontwikkeling zorgen voor de maatschappij. “We werken samen met de Hanze Hogeschool aan een onderzoek om de ontwikkeling van de deelnemers op verschillende levensgebieden beter in kaart te brengen”, zegt Pals. “En daarnaast ook wat de ontwikkeling van deze mensen voor positieve invloed kan hebben en welke besparing dat oplevert voor de maatschappij. We willen een systeem creëren in 2020 dat werkt en wat dus ook door andere partijen te gebruiken is.

Impact maken en systemen doorbreken

Toolbox’s missie voor 2020 en verder is dus het doorbreken van de huidige systemen rondom mensen met een afstand tot de maatschappij en arbeidsmarkt. “We willen laten zien welk gedrag er wordt uitgelokt met de huidige verdienmodellen. Dat als organisaties een budget per individu krijgen, ze dat als verdienmodel gaan zien en gaan praten in beperkingen in plaatst van de mogelijkheden. En dat als je een organisatie beloond per uur, dat ze zoveel mogelijk uren gaan maken in plaatst van te kijken hoe ze iemand echt kunnen helpen”, zegt Pals. “En daarom kijken wij bij Toolbox naar de mogelijkheden in plaats van de beperkingen.”

Toolbox zit midden in het Rensenpark in Emmen. Het park wat eerder het thuis was van het Noorder Dierenpark Emmen is nu thuis voor verschillende ondernemingen.

Echte duurzaamheid is meer uit je eigen kledingkast halen

Hoeveel kledingstukken heb jij in je kast? En hoeveel gebruik je daar écht van? Waarschijnlijk gebruik je, zoals de meeste mensen, maar een fractie van de kleding die je hebt. Zonde, vindt Marije Douma. Op Instagram posts ze onder @marije_sustainablecollective tips over het combineren van kleding, hoe je duurzame, leuke items shopt en hoe je zoveel mogelijk uit je eigen kledingkast haalt. ”Ik wil mensen laten zien dat ze niet steeds meer nieuwe spullen nodig hebben”, aldus Marije.

Recent is Marije begonnen om mensen een-op-een te begeleiden om zoveel mogelijk uit hun kledingkast te halen en het echt definiëren van hun eigen stijl. Zo shop je veel bewuster, maak je goede keuzes en voorkom je dat je een kledingkast vol hebt met dingen die je nooit draagt. Dat wilde ik zelf ook wel eens uitproberen, want ook ik had een dikke kledingkast waar maar tien items regelmatig in de wasmand lagen.

Haal meer uit je eigen kledingkast

“Probeer dit shirt eens met deze broek.” Marije geeft me een shirt aan. Het bed ligt bezaaid met kledingstukken uit de kast. Ruim drie uur lang pas ik verschillende kledingstukken in verschillende combinaties die ik zelf nooit had kunnen bedenken. Ik probeer bloesjes onder truien, shirtjes in broeken, rokjes met shirtjes, jurkjes met dingen er onder en erover. Ik kom erachter dat een kledingsessie ook betekent dat ik vooral heel veel in mijn onderbroek sta. Tijdens de sessie herontdek ik mijn kledingkast en wordt het makkelijker om dingen weg te doen die niet meer bij mij en mijn stijl passen.

Toch is er ook een knelpunt waardoor ik altijd terugval op dezelfde kledingstukken: mijn kledingkast is niet geschikt voor de koudere maanden. Eyecatchers genoeg, maar warm is het allemaal niet. Een paar dagen later ontvang ik van Marije een beschrijving van mijn stijl, en een aantal vestjes van Marktplaats die mijn kledingkast een stuk warmer gaan maken en links naar duurzame basic shirts met lange mouwen. Simpel, effectief en ineens voel ik me een stuk gelukkiger met mijn eigen kledingkast. Dat is precies wat Marije voor ogen heeft: mensen laten zien dat ze niet altijd heel veel (nieuwe) kleding nodig hebben.

Tweedehands kleding, duurzaam en eerlijk

Tweedehands kleding en duurzaamheid zijn voor Marije een belangrijk onderdeel van haar leven. Dat begon voor haar tijdens haar modeopleiding waar ze af en toe wat tweedehands kocht, maar kwam pas echt toen ze kinderen kreeg. “Ik ging me toen steeds meer in de kledingindustrie verdiepen. Ik leerde ook steeds meer over de impact die kleding heeft, hoeveel water er nodig is om een kledingstuk te maken en hoe de maatschappij mensen aanspoort om steeds meer te kopen. Dat ging me steeds meer tegenstaan”, legt Marije uit.

De productie is vaak iets wat door veel mensen vergeten wordt. “Katoen kost namelijk ontzettend veel water en er worden heel veel chemicaliën gebruikt. Hennep, bamboe en brandnetel zijn veel betere opties voor nieuwe kleding. Of bijvoorbeeld Tencel wat op een duurzame manier in een gesloten systeem wordt geproduceerd.”

Tweedehands is natuurlijk nog beter. En Marije is heel goed in het scoren van toffe tweedehands kledingstukken. Kijk maar naar haar Instagramaccount: een kleurrijke inspiratiebron vol tweedehands en vintage. “Ik ben vrij ver doorgeslagen in tweedehandskleding”, lacht ze. “Maar hoewel ik voornamelijk vegan eet, eet ik ook wel eens een ei en eet ik liever de kaas van het brood van mijn kinderen op dan dat ik de restje weggooi. Maar een t-shirt van H&M zou ik nooit kopen. De focus ligt voor mij gewoon heel erg op kleding. Maar met Kerst kocht ik bijvoorbeeld ook tweedehands en duurzame Kerstcadeaus.”

“Omdat ik zoveel tweedehands koop vind ik het moeilijk om de prijs van nieuwe producten in te schatten. En duurzame producten zijn dan natuurlijk nog duurder. Dat komt niet omdat het materiaal duurder is, maar omdat de hele keten op een eerlijkere manier verloopt. Iets wat ik erg belangrijk vind. Ik koop dan ook zoveel mogelijk lokaal en bij kleinere ondernemers en blijf weg bij de grote ketens.”

“Ik merk ook dat ik nu veel blijer word van iets nieuws. Als ik nu een duurzaam basic hemdje koop dan kan ik daar echt heel erg blij van worden. Blijer dan toen ik het nog gewoon bij de Hema kocht. Dat komt waarschijnlijk omdat ik het echt heel bewust uitkies.”

Recyclekid, offline naar online

Om haar liefde voor tweedehandskleding te delen begon Marije in eerste instantie haar winkel Recyclekid met tweedehandskleding voor kinderen. “Ik kwam vaak in tweedehandskledingzaken en ik vond dat dat leuker en frisser kon. Ik was na mijn baan in het museum ook toe aan iets nieuws en toen ben ik de winkel begonnen.”

Momenteel is ze op zoek naar een verkoper voor de winkel die het in dezelfde lijn wil en kan voortzetten. “Ik vond het ontzettend leuk om te doen, maar ik merk nu dat ik via mijn kanalen andere dingen wil doen. Ik wil mensen inspireren duurzamere kledingkeuzes te maken, maar ook een eigen stijl te vinden.” En dat combineren met een fysieke winkel is lastig.

Aan ideeën heeft ze geen gebrek. Nu host ze al challenges zoals printjes bij elkaar dragen, meer uit je kledingkast halen en je eigen stijl vinden. “Ik merk wel dat ik heel veel wil delen over waarom het belangrijk is om duurzame kleding te kopen, dus dat wil ik luchtiger maken zodat het meer mensen aanspreekt.”

Verder wil ze bij mensen op bezoek om meer uit hun eigen kledingkast te halen en mensen te inspireren anders naar kleding te kijken. Maar ze denkt ook aan het organiseren van workshops en kledingruilen.

Waardeer wat je hebt

“Ik wil mensen ook leren waarderen wat ze hebben. Echt een band met een kledingstuk opbouwen. Als je een jas hebt met een gaatje erin en je laat het maken, dan wordt het echt van jou.” Ze is dan ook niet bang om kledingstukken aan te passen en het zo te maken dat het helemaal bij haar past. “Ik vind dat je spullen niet te belangrijk moet maken, maar ik vind wel dat als je iets koopt, dat je er een verantwoordelijkheid voor hebt. Het is niet iets dat je weggooit en dat het zomaar weg is. Daar moet je je bewust van zijn.”

Tweedehandskleding, rechtvaardig voor mens en klimaat

Duurzame kleding, saai? Niet als het aan Julia Visser ligt. In haar hippe winkel, Regverdig, in Leeuwarden verkoopt ze tweehandskleding voor een fijn prijsje. “Er komen dagelijks mensen in de winkel die zeggen: ‘oh ik had niet door dat dit tweedehands is.’”

Duurzaamheid zat er altijd al wel een beetje in bij Julia. Vroeger struinde ze al vaak de kringloop door op zoek naar mooie dingen te vinden. “Ik had een bijbaan in de kringloopwinkel en later, toen ik in Engeland woonde, ook in de Engelse variant daarvan: een charity shop”, zegt ze. “Toen viel het me op hoeveel mooie dingen mensen afdanken. Dingen die gewoon prima nog een tweede leven kunnen krijgen.”

Duurzame kleding leuker maken

Vroeger rustte er een soort taboe op tweedehands kleding. Naar de kringloop ging je eigenlijk alleen maar als je geen geld had, en arm was. Het rook er vaak stoffig en muf. “De kringloopwinkels waren altijd een soort van loods”, zegt Julia. “Nu noemen ze het hier in Leeuwarden de Recycle Boulevard. Dat klinkt gelijk veel hipper. En verder stijlen ze het ook met allemaal verschillende kamers.”

“Ik zie nu ook dat jongeren steeds meer met duurzaamheid en de klimaatcrisis bezig zijn. Tweedehandskleding kopen wordt ook steeds normaler voor hun. Er zijn zelfs hele groepen waar het juist heel cool is om alleen maar tweedehands te kopen.”

“99% van de reacties in de winkel zijn positief, en soms ook juist omdat het tweedehands is. Ik heb veel mensen die zeggen ‘wat ziet het er netjes uit, ik had helemaal niet verwacht dat dit een tweedehandswinkel is.’ Aan de ene kant is het heel fijn dat mensen het zo positief ervaren, aan de andere kant is het ook heel schrijnend dat er toch nog steeds zo’n vooroordeel is rondom tweedehandskleding.”

“Ik wil met mijn winkel tweedehandskleding en dus ook duurzame kledingopties aantrekkelijker maken. Tweedehands winkelen is niet meer alleen voor mensen die weinig te besteden hebben, het is juist heel erg hip. Daarom ben ik mijn winkel ook begonnen, ik wilde wel tweedehandskleding kopen, maar ik miste een beetje een fijne winkel waar ik dat kon doen. Daarom ben ik hem zelf begonnen.”

Starten vanuit een burn-out

Dat starten van een bedrijf was voor Julia nooit helemaal de intentie geweest. “Ik kwam met een burn-out thuis te zitten”, vertelt ze. “En in die tijd kon ik eigenlijk niet zoveel. Iedereen zegt dan wel dat je gewoon maar leuke dingen moet doen, maar dat lukt ook totaal niet.”

“Ik was eigenlijk docent Engels aan het MBO, maar na een jaar fulltime werken kreeg ik een fikse burn-out te pakken. Toen ben ik gaan nadenken waar ik nou echt heel erg blij van wordt om te doen en waar ik gelukkig van werd. Ik heb ook gesprekken met een coach gehad en daar kwam wel uit dat ik tweedehands heel erg leuk vind.”

Omdat Julia op dat moment zelf ook bezig was met het verduurzamen van haar kledingkast, was ze veel op zoek naar tweedehandskleding. “We wonen zelf boven de winkel. En toen we daar kwamen wonen stond het pand leeg. Ik heb aan mijn huurbaas gevraagd of ik ook het winkelpand mocht huren om mijn winkel te beginnen”, vertelt Julia. “Ik heb eerlijk de situatie uitgelegd en dat ik geen groot startkapitaal had. Van de huurbaas heb ik toen heel veel goodwill gekregen zodat ik kon starten.”

In mei 2019 opende ze de winkel. “Eigenlijk zonder al teveel bombarie, want daar had ik toen de energie nog niet voor. Ik heb voor mezelf grenzen gesteld en heb nog steeds hele beperkte openingstijden om mezelf de rust te geven die ik nog steeds nodig heb. Het was voor mij op dat moment ook een project wat ik nodig had om weer beter in mijn vel te komen en mezelf weer nuttig te voelen.”

Klein beginnen

Ondanks dat Julia weinig startkapitaal had was het niet lastig om aan kleding te komen. “Alle kleding wordt ingebracht door mijn klanten”, vertelt Julia. “Ik sorteer uit wat nog mee kan en wat past bij de tijd van het jaar. De klanten krijgen dan 40% van de verkoopprijs als het verkocht is. Dat kunnen ze dan contant krijgen, of ze kunnen tegoed krijgen om in de winkel uit te geven, wat veel mensen ook doen. Daardoor wordt het een heel circulair proces.”

“Mensen zijn daardoor heel erg betrokken bij de winkel. Het is een community geworden op deze manier. Dat had ik van tevoren nooit zo kunnen bedenken. De klanten voelen zich verbonden en willen mij en de winkel steunen omdat ze het zo’n mooi concept vinden. Dat vind ik een van de leukste dingen aan het runnen van de winkel.”

Doordat Julia zo klein begon, was het ook makkelijker om de winkel snel zonder groot start kapitaal te openen. “Daarnaast maak ik ook geen verschil in merken en neem ik ook Zara of Primark aan. Tweedehands is tweedehands en ik weiger geen merken”, zegt Julia. Maar daardoor zijn de marges op de kleding ook niet erg groot. “Ik kan er van leven, maar ik word er niet rijk van. Voor mij is dat genoeg, ik doe iets waar ik heel gelukkig van word en waarmee ik iets goeds doe voor de wereld.”

Onrechtvaardigheid

In de tijd van haar burn-out heeft ze ook verschillende documentaires gezien waaronder The True Cost. “Dat is echt een eye-opener geweest. En het lastige vind ik als je eenmaal iets weet, dat je niet meer kan doen alsof je het niet weet.”

Daardoor kan ze niet meer zonder schuldgevoel een bloesje kopen bij de H&M. “Ik besloot in 2015 een heel jaar geen (nieuwe) kleding meer te kopen. En dat vond ik toen heel erg moeilijk. Ik ging wel naar de kringloop, maar kleding kopen is ook een soort hobby van me en ik miste het om nieuwe combinaties te maken.”

Na een jaar pakte ze het kleding kopen toch weer op. Maar dit jaar van heel bewust geen nieuwe kleding kopen en het zien van de documentaires zorgde er wel voor dat ze in 2019 Regverdig opende. Een bijzonder naam met een mooie betekenis. “Mensen denken vaak dat het Fries of Scandinavisch is, maar dat is niet zo. De naam komt uit Zuid-Afrika.”

De betekenis? Rechtvaardig.

“Ik kan heel slecht tegen onrechtvaardigheid. Deze naam past daar precies bij. Het gevoel dat ik bijdraag aan rechtvaardigheid met mijn winkel en dat de keuzes die dagelijks maak bijdragen aan meer rechtvaardigheid. Daar doe ik het voor.”

Tuinieren midden in Groningen stad voor de voedselbank

In 2012 was Jos Meijers het zat om voor een baas te werken. En terwijl hij thuiszat, bedacht hij een revolutionair nieuw idee: een voedseltuin voor de voedselbank, midden in Groningen stad. Daar is Toentje uit ontstaan. “In het hoogseizoen leveren we nu 4500 kilo aan de voedselbank. Dat komt neer op 18.000 porties per jaar. En met ons nieuwe project ‘Boeren voor de voedselbank’, wordt dit alleen maar meer. Toentje, Terra en een aantal akkerbouwers gaan samen aan de slag voor een nog grotere stroom van groenten voor de voedselbanken.”

“In mijn vorige werk kwam ik veel jongens tegen, die van de voedselbank afhankelijk waren”, vertelt Jos. “Die vertelden dat er veel houdbare producten waren zoals macaroni, en producten in blikken, maar geen verse levensmiddelen. Daar wilde ik wat aan gaan doen.”

“Dus toen ik zonder baan kwam te zitten ben ik gaan denken: wat vind ik nou leuk? Daar is Toentje, uit ontstaan. Ik maakte een plan, ging naar de gemeente, en het bleek dat die net een nieuw armoedebeleid hadden gemaakt. Daarin stond een regeltje waardoor ik subsidie kon krijgen en samen met de gemeente aan de slag kon gaan.”

Van stichting naar sociale onderneming

Nu, zeven jaar later is Toentje geen stichting meer, maar een sociale onderneming. Nog steeds krijgen ze 50% uit subsidies, maar 50% zijn ook eigen inkomsten. “Dat vond de gemeente best heel spannend, die eigen inkomsten. Dat is eigenlijk een terrein waarin nog niet zoveel bedrijven opereren. Maar het voelde voor ons ook nodig om een andere geld bron te vinden. Subsidies zijn natuurlijk niet gegarandeerd, en we wilden een wat vastere inkomensbron voor onszelf maken op deze manier.”

Daarom heeft Toentje inmiddels haar eigen buurtrestaurant en een aantal producten ontwikkeld. “We hebben onze eigen honing: Groning. Dat is begonnen omdat we een gesprek hadden met de imker in onze tuin. Die verkocht een groot deel van zijn honing aan de groothandel. Dat is zonde natuurlijk! Hoe leuk is het als lokale mensen de honing kunnen kopen van bijen die gewoon door Groningen vliegen. Die honing heeft gewoon een goed verhaal.” Inmiddels werkt Jos samen met verschillende imkers in de stad.

Maar dat is niet het enige, Toentje heeft ook een hoptuin, waar ze hop kweken voor bierbrouwerij Bax. “We wilden de lokale keten stimuleren. Dat doe je het beste door een aantal dingen aan elkaar te koppelen. Zo zijn we bij Bax terecht gekomen en we hebben nu de enige hoptuin in Nederland midden in de stad. Als Groninger kun je dus je biertje zien groeien. Dat is echt heel goed ontvangen. Bij het Forum en Dille en Kamille lopen het biertje ‘Kon Minder’ en de Groning honing als een trein.”

Volgens Jos komt dat omdat mensen gewoon behoefte hebben aan een goed verhaal. “ Zeker in de tijd waar er al zoveel op iedereen af komt. Dan gaan mensen juist op zoek naar authenticiteit. Groning en Kon Minder hebben dat. Maar de mensen die het kopen blijven wel consumenten, dus het kan wel een goed verhaal hebben, het moet daarnaast ook wel echt gewoon een goed product zijn.”

Een lange adem

Een van de grootste uitdagingen die Jos tegenkwam in de afgelopen zeven jaar is naar eigen zeggen toch wel het gebrek aan tijd en focus. “Je moet je wel echt blijven focussen en veel versimpelen. Er zijn zoveel dingen leuk en voor veel dingen is ook een kwestie van een lange adem hebben.”

Gelukkig levert dat ook veel op. “Omdat we een lange adem hebben gehad, zijn we nu één van de spelers die vooraan staan in het veld. Er komen vaak mensen van verschillende scholen en universiteiten kijken hoe wij het gedaan hebben. Maar ook mensen die een eigen initiatief willen starten. Zo zijn er in verschillende steden al voedseltuinen voor de voedselbank ontstaan. Daar word ik heel blij van”, zegt Jos.

Iedereen is welkom

“We hebben allerlei soorten mensen van ex-daklozen tot expats. Je kan het zo gek niet bedenken: iedereen is hier welkom”. “Wat je vaak ziet is dat mensen in hetzelfde vijvertje blijven zitten, maar wij brengen mensen van alle lagen van de samenleving samen. Dat maakt ons heel uniek.”

Die combinatie is ook heel goed voor de mensen die bij Toentje werken. “Iedereen gaat heel respectvol met elkaar om. We hebben een hele nuchtere, open manier van samenwerken. Dat is echt onze kracht. Er is plek voor mensen die samen willen werken, maar er is ook plek voor mensen die meer rust nodig hebben.”

Ruimte en persoonlijke aandacht is bij Toentje dan ook heel belangrijk. “We kijken echt naar wat mensen nodig hebben, maar laten ze vaak ook eerst tot rust komen. Er komen veel mensen bij ons met een zware rugzak, die helemaal moegestreden zijn van het systeem. Dan is het fijn om eerst tot rust te komen en te kijken waar ze naar toe willen. We hebben geen uitgestippeld plan, en kijken echt met iedereen persoonlijk mee.”

De sociale hub van de stad

Behalve mensen via de voedselbank van eten voorzien, doen ze nog veel meer. Zo geven ze les aan basisschoolkinderen om te laten zien waar hun eten vandaan komt, waarna de kinderen in de lente een aantal dagen in de tuin komen werken om in speciale bakken hun eigen groente te verbouwen. Later komen ze ook nog om in de keuken van Toentje’s buurtrestaurant Bie de Buuf hun eigen eten klaar te maken.

“We willen kinderen zo laten zien dat je heel gemakkelijk en goedkoop lokaal eten kan klaarmaken dat gezond en lekker is”, aldus Jos. “Heel veel scholen hebben nu nog geen leerlijnen rondom voedsel. We zijn in gesprek met de scholen en gemeente om te zorgen dat dit standaard wel in het pakket komt. Het is een heel groot onderwerp en daarom zijn wij gewoon aan de slag gegaan. Daardoor wordt het straks gewoon een beleid.”

Alfa maakt klanten bewust van de impact die ze al maken

Duurzaamheid vindt Carl Drenth een rot woord, maar het omschrijft wel het beste wat hij bedoelt: een goede balans tussen people, planet, profit en pleasure. “Zoals Johan Cruijff zei: Het goede doel is niet je eigen doel. Daar ben ik heilig van overtuigd. Daar wil ik een belangrijke rol in hebben”, zegt Carl.

Accountant kantoor Alfa is 75 jaar geleden ontstaan vanuit het verzet. “Van oudsher waren we er echt voor de boeren. We hebben het nooit voor ogen gehad om te gaan voor maximale winst. Dat zit gewoon niet in onze organisatie”, zegt Carl. “We gaan echt voor duurzame relaties met klanten, medewerkers een maatschappij. Sommige van onze klanten zijn al 50 jaar klant. En onze medewerkers krijgen de kans om zich ruim te ontwikkelen. Doen we dat niet, dan zijn ze snel weg.”

Medewerkersparticipatie en samen het gesprek aan gaan

Ongeveer twintig jaar geleden verkocht Alfa het bedrijf aan de medewerkers. “Door medewerkersparticipatie profiteer je als medewerker als het bedrijf goed loopt. Alle medewerkers hebben nu de mogelijkheid om aandelen in het bedrijf te kopen en van de 1000 die er werken hebben ook ruim 600 dat gedaan”, zegt Carl.

Daarnaast is het binnen Alfa ook belangrijk dat iedereen zich blijft ontwikkelen. “Iedereen is bij ons verplicht om educatiepunten te halen. Zo zorgen we ervoor dat onze mensen zich constant blijven ontwikkelen. Daarnaast hebben we ook de functioneringsgesprekken anders ingericht. We noemen ze nu V3 gesprekken. Die gaan over wat wil je Versterken, wat wil je Veranderen en hoe wil je Vooruit. Dat geeft net even een andere insteek die meer gericht is op groei van de mens.”

Interne bewustwording is ook een onderdeel van de cultuur binnen Alfa. “We willen dat iedereen weet wat maatschappelijk relevant ondernemen is. En dat ze daar ook het gesprek met onze klanten mee aan kunnen gaan. Ik zou het heel mooi vinden als wij als Alfa daarop kunnen rapporteren voor onze klanten. Dus niet alleen over financiële cijfers, maar ook over impact cijfers. Om op die manier in kaart te brengen wat het onderscheidend vermogen van onze klanten is. ”

Om dat voor elkaar te krijgen investeert Alfa ook in gastsprekers en geeft Carl zelf zoveel mogelijk het goede voorbeeld. “Ik doe zelf bijvoorbeeld vrijwilligerswerk bij ZOA. Ik ben echt van mening dat je aandacht voor de mens moet hebben en goed moeten kijken hoe we met de planeet om gaan.”

Het gesprek aangaan met klanten

De volgende stap is het bewustzijn vergroten bij de klanten. “Met de kennis die onze medewerkers hebben, kunnen ze het gesprek aangaan met klanten. En dan niet alleen laten zien hoe het beter kan, maar juist ook laten zien hoe goed onze klanten al bezig zijn”, zegt Carl.

“Een van onze klanten is een veeboer en heeft net een stal voor 400 koeien gebouwd. Die voldoet aan alle milieuregels, de dieren hebben daar een prachtig leven met veel ruimte en vrije uitloopt. Daarnaast heeft hij twintig man in vaste dienst. De mensen kunnen opleidingen doen en de Arbo omstandigheden zijn goed. Maar zodra je begint over duurzaamheid, daar gruwelen de boeren van. Ik wil ze daarom juist laten zien hoe goed ze al bezig zijn. Daar gaat het om.”

“Ik heb de eerste keer de boeren op het Malieveld ook gesponsord”, zegt Carl. “Ik begreep hun heel goed. De manier waarop zij werken en de manier waarop zij hun geld verdienen is ontstaan vanuit de maatschappij en de vraag naar producten. Maar nu moet je wel kijken naar een vervolg stap. Als 17 miljoen mensen vinden dat er iets moet veranderen, dan moet je kijken wat dat voor jou als bedrijf betekent en hoe je daarin mee kan gaan. Heel veel doen de boeren namelijk al. Die impact in beeld brengen dat is echt een uitdaging.”

De nieuwe economie

Hoewel Alfa ondertussen ook veel sociale ondernemers als klant heeft, willen ze juist ook de traditionele bedrijven helpen om de transitie te maken naar de nieuwe economie. “Het activistische vingertje werkt niet bij deze bedrijven”, meent Carl. “Je moet ze laten zien hoe goed ze al bezig zijn en dan helpen om dat nog beter neer te zetten. Als kledingzaak moet het bijvoorbeeld niet zo zijn dat je niet weet waar je kleding vandaan komt. Dat is waarschijnlijk sowieso geen goede match als klant van Alfa.”

“Ten tweede willen we onze klanten 100% inzicht gegeven in hun eigen impact. Nu rapporteren we op basis van cijfers, maar we willen het gesprek op een andere manier aangaan. Je kan je afvragen of je dat als accountant wil doen, en dat is best een subjectief gebied, maar ik geloof er heilig in dat het kan.”

Op dit moment heeft Alfa een pilot lopen met een aantal kanten waarin ze rapporteren hoeveel impact er nou daadwerkelijk gemaakt wordt. “Daar zijn we ook speciale producten voor aan het ontwikkelen.”, zegt Carl. “Wat je wil is dat het uiteindelijk niet alleen meer over profit gaat.”

Daarnaast is verbinding ook een belangrijk element voor Alfa. De sociale ondernemers aan de traditionele bedrijven verbinden en laten zien wat er allemaal mogelijk is. “Ik zie daar voor mezelf een rol in, want ik vind het leuk om mensen te verbinden. Niemand doet het echt fout en we kunnen allemaal van elkaar leren.”

“Het gaat gewoon om het zetten van kleine stapjes”, zegt Carl. “We hoeven niet allemaal een Kees Klomp te zijn. Maar als je kleine stapjes blijft zetten kom je er ook. Zolang je ‘globaal denken, lokaal handelen’, aanhoudt maak je hoe dan ook impact.”

Vanhulley maakt mondkapjes

Normaal maakt Vanhulley boxershorts van oude overhemden en rest textiel. Nu is het een bruisende hub van tijdelijke vrijwilligers die mondkapjes en schorten maken voor de industrieën, die daar door Corona crisis een nijpend tekort aan hebben.

“Ik wilde al direct mondkapjes gaan maken”, zegt Jolijn Creutzberg oprichtster van Vanhulley, een werkervaringsplek is voor vrouwen met een afstand tot de arbeidsmarkt. “Maar het bleek dat het best lastig is om goede mondkapjes te maken voor de zorg. Dat zou alleen maar voor schijnzekerheid zorgen.”

In eerste instantie bleef het naaiatelier dicht na de aankondiging van de maatregelen van het kabinet, het maken van de boxershorts lag stil en ook de mondkapjes werden niet gemaakt. “Voor veel van onze vrouwen is het een beangstigende tijd. Ze vinden het heel spannend om de deur uit te gaan. Al merken we nu wel, dat nu het wat langer duurt ze zich wat veiliger gaan voelen en vaak als ze een ochtend geweest zijn ze weer terugkomen om weer te helpen.”

Een paar weken geleden begon Vanhulley toch met het maken van mondkapjes. “Ik werd benaderd al snel door andere industrieën benaderd die nu een te kort hebben aan mondkapjes. Alle beschikbare mondkapjes gaan nu naar de zorg”, legt Jolijn uit. “Daarom zijn we toch begonnen met het maken ervan.”

Dat doen ze met een heleboel vrijwilligers die in dagdelen komen werken. “Veel mensen zeggen: we zitten anders toch thuis en nu kunnen we wat bijdragen. Het atelier is groot genoeg waardoor we gemakkelijk die anderhalve meter afstand kunnen bewaren en lunchen doen we in shifts”, zegt Jolijn.

De bijdrage van de vrijwilligers is tweevoudig. Aan de ene kant zorgen ze er samen voor dat er voor iedereen genoeg mondkapjes zijn, en aan de andere kant zorgen de vrijwilligers er voor dat Vanhulley financieel overeind blijft door mee te helpen aan de orders die binnenkomen. “We hebben vorig jaar geen goed jaar gehad. We zijn begonnen met een B2B lijn en dat kost tijd om op te zetten”, zegt Jolijn. “Dit jaar begon onze B2B lijn echt goed te lopen en we hadden in maart een fantastische maand. Dus we dachten: als we nu het tweede kwartaal hard gaan knallen, dan hebben we wat meer spek op onze botten. En toen kwam Corona.”

Schorten maken voor de zorg

Naast het maken van de mondkapjes heeft Vanhulley nu ook andere orders die zorgen dat de inkomsten blijven binnenkomen. Bijvoorbeeld een order van het UMCG. “We vervangen de elastieken van de mondkapjes die ze hebben. De elastieken van mondkapjes die ze hebben gekregen uit China laten snel los.”

Daarnaast maakt Vanhulley in samenwerking met andere Nederlandse naaiateliers beschermende schorten. “Er is een nijpend te kort aan deze schorten. Voor het maken van de schorten zijn veel minder vereisten qua hygiëne in vergelijking met de mondkapjes. Maar het gaat wel om grote aantallen.”

Op dit moment is Vanhulley voornamelijk bezig met het maken van mondkapjes en maken ze helemaal geen boxers meer. Alles is gefocust op het ondersteunen van de bedrijven die daar behoefte aan hebben tijdens Corona.

Dankbaarheid

Ondanks dat Corona geen fijne situatie is, is Jolijn dankbaar en optimistisch. “Het is goed om te zien dat we zo’n hoge productiecapaciteit aankunnen en dat er zoveel mensen komen helpen.”

Ondanks dat we door social distancing niet bij elkaar op bezoek kunnen komen, heeft Jolijn wel het gevoel dat mensen dichter bij elkaar komen. “Ik vind het heel gaaf om te zien dat er toch zoveel mensen betrokken zijn en willen komen helpen. Dat geeft echt een heel goed gevoel, dat mensen het zo fijn vinden wat je opgezet hebt”, zegt Jolijn. “Ik heb zelf leren leven met het idee dat ik niet weet of Vanhulley volgend jaar nog bestaat. En dat geeft een soort rust. Ik kan daardoor heel erg genieten van wat ik nu in het atelier zie. Dat had ik echt nooit willen missen. Wat er ook gebeurt, ik heb dit wel meegemaakt. Het geeft echt een boost om te zien hoe betrokken iedereen is bij iets wat je hebt opgebouwd.”

Ook meehelpen als vrijwilliger bij Vanhulley. Je kunt je hier opgegeven.

Verbinding zorgt voor begrip, maar soms heb je een schop onder je kont nodig

Wilbert van de Kamp doet heel veel verschillende dingen. Maar het belangrijkste is dat hij de verbinding zoekt met mensen en, naar eigen zeggen, dingen aan elkaar knoopt. Bijvoorbeeld door etentjes met boeren te organiseren. “Ik vind dat mensen met boeren moeten praten, want de meesten hebben nog nooit met een boer gepraat. En praten met elkaar creëert begrip.”

Verbinding en mensen verbinden

Dingen samen doen en elkaar verder helpen is iets wat voor Wilbert erg belangrijk is. “Ik heb de meest positieve ervaringen gehad door op mensen te vertrouwen en ik heb juist de meest negatieve ervaringen gehad als ik alles alleen probeerde te doen.”

“Eigenlijk vind ik verbinding gewoon een rot woord”, zegt Wilbert. “Maar het is wel de kern. Er zijn een heleboel dingen die niet op te lossen zijn met een oplossing, maar door de verbinding met elkaar aan te gaan kom je veel verder. Neem bijvoorbeeld de boerencrisis. Dat probleem kan je proberen op te lossen, maar zonder de verbinding aan te gaan, heb je geen idee waar iedereen op zit te wachten en wat er echt nodig is.”

Om ergens te komen is het wel echt belangrijk om goed naar elkaar te luisteren en daar moet je mensen in meenemen. “Als jij voor mensen besluit zonder dat je weet waar je het over hebt, dan weet je helemaal niet of ze daar wel op zitten te wachten”, meent Wilbert. “Ik maak nu een documentaire over witte mannen aan de macht. Helaas bestaat het team volledig uit witte mannen. Het was veel beter geweest als iemand met een andere huidskleur onderdeel van het team was geweest. Want dan krijg je een tegenovergestelde visie.”

9000 pompoenen en praten met boeren

Behalve verschillende mensen met elkaar verbinden doet Wilbert soms ook dingen waarvan mensen denken: hij is knettergek. Zo kocht hij vorig jaar 9000 pompoenen van een boer. “Gewoon omdat ik dat graag wilde. Daarna kwam ik er pas achter waarom ik dat heb gedaan”, zegt Wilbert. “Ik heb ervan geleerd hoe erg het is voor een boer om met producten te blijven zitten die je niet kwijt kunt. Maar ook hoeveel er nog bij de voedselbank te verbeteren is. Ik heb ook geleerd hoe moeilijk het is om pompoenen kwijt te raken. Ik dacht dat ik er wel 7000 kwijt zou kunnen, en dat viel even flink tegen.”

“Een vriendin zei laatst tegen me dat ik oplossingen zie voordat ik de problemen zie. Dat is ook echt zo. Met die pompoenen bijvoorbeeld, die heb ik gekocht omdat ik dacht ‘waarom niet’, en daar heb ik achteraf heel veel van geleerd.”

Een schop onder je kont

Problemen oplossen en mensen aanzetten tot actie, dat is wat Wilbert het meeste doet. “Het probleem met mensen inspireren is, dat er vaak geen actie ondernomen wordt. Soms moet je mensen echt een schop onder hun kont geven om te zorgen dat er iets gebeurt.”

Zo is het ook met Omapost gegaan. “Ik ben daarin gestruikeld. Iemand pitchte dat idee op een start-up weekend en toen zijn we dat gaan doen. Dat komt ook een beetje omdat ik te a-relaxed ben om dingen los te laten, dus dan ga ik maar gewoon aan de slag.”

Maar ook hier, was er eerst een oplossing voordat Wilbert echt het probleem kende. “Ik dacht: ja mijn oma wordt blij van die kaartjes, maar wat voor impact maakt het nou echt? Ik ben toen vrijwilligerswerk gaan doen in een verzorgingstehuis en toen begreep ik pas echt waarom ik dit was gaan doen en welke impact het maakte op de mensen die daar zitten.”

Dat is sowieso iets waar Wilbert vindt dat veel mensen nog meer betrokken kunnen worden; bij de maatschappij. “Veel dingen zijn te vrijblijvend. Iets liken op Facebook, of interesse tonen in een event en dan toch niet gaan. Het is allemaal te vrijblijvend. We missen tegenwoordig het community gevoel. Daarom moeten mensen echt over een drempel om zich ergens mee te verbinden.”

In actie komen

En daar is Wilbert dan weer goed in. Zoals hij zelf zegt: mensen een schop onder hun hol geven. In actie komen. “Ik vind het ook fijn om dingen te doen die groter zijn dan ik. Bijvoorbeeld de talk show ‘HELP!?’ in het Forum dat doe ik met drie anderen. Dat zijn van die dingen die nog steeds bestaan als ik onder een bus zou lopen. Daar zit natuurlijk ook wel een beetje ego achter; dat ik wat achterlaat, want ik ben niet Roomser dan de paus.”

“Als je samenwerkt met andere mensen, dan gebeuren er dingen. En er zijn heel veel mensen met veel ideeën, maar niet iedereen doet er iets concreets mee. Die mensen help ik om echt door te pakken en hun ideeën uit te voeren, want als je het nooit gedaan hebt, dan weet je het ook niet. Soms moet je gewoon eerst beginnen en dan leer je daar heel veel van en kun je zo positieve impact maken.”

Pieter Pot: online boodschappen doen met circulaire verpakkingen

Een zero waste winkel, maar dan online. Geen gesleep met potjes, maar ook geen (plastic) verpakkingen. Ecovenience noemen de mannen van Pieter Pot het. “We willen zorgen dat een zo groot mogelijke groep mensen een beetje duurzamer gaat leven”, zegt Jouri Schoemaker, een van de oprichters van Pieter Pot.

Het concept is heel slim bedacht. Je bestelt je boodschappen online, Pieter Pot verpakt ze in glazen statiegeldpotten waarna PostNL Food ze aan je deur levert. PostNL neemt dan ook gelijk je lege potten mee terug. “We dachten, waarom zouden we geen gebruik maken van de bestaande netwerken? Zo kunnen we veel sneller een groter deel van Nederland bereiken”, aldus Jouri.

Jouri, naar eigen zeggen een ondernemer in hart en nieren, zette eerder een bedrijf op; Shake-on. “Dat loopt nog steeds heel goed, maar ik miste iets waar ik ook kon bijdragen aan een duurzamere wereld.” Voor hem is Vandebron een groot voorbeeld. “Dit is opgezet door commerciële jongens. Het idee is duurzaam, maar door de commerciële- en ondernemersmindset zorgen ze voor impact. Dat sprak mij heel erg aan en ben ik gaan kijken hoe ik zoiets ook kon doen. Ik ben op zoek gegaan naar waar er nog een gat zat tussen de markt en de behoefte.”

De verpakkingsloze winkels waren ‘booming’

“In 2015 zag je de verpakkingsloze winkels als paddenstoelen uit de grond schieten, daar was toen heel veel media aandacht voor en iedereen vond het een geweldig idee”, zegt Jouri. “Maar al die winkels waren al heel snel weer failliet. Het bleek toch lastig voor mensen om met hun eigen potjes naar de winkel te gaan. Je vraag mensen eigenlijk om een heel ingesleten patroon helemaal te veranderen.”

“Als ondernemer moet je verliefd worden op je probleem. Je moet een probleem zo graag willen oplossen dat je hoe je dan ook een oplossing vindt. Dat hebben wij gedaan. We hebben een combinatie van online boodschappen bedacht en die van de melkman die vroeger langs de deur kwam. Voor ons lag de oplossing in circulaire verpakkingen, maar wel met een convenience voor de mensen zodat er niet veel in hun boodschappen gedrag verandert.”

En het werkt, de mannen hebben nu ruim 3000 mensen op hun wachtlijst staan. Niet slecht voor een idee dat in januari 2019 ontstond. “Martijn Bijmolt en ik zijn begonnen in Rotterdam, in een kamer bij mij thuis”, vertelt Jouri. “We kochten wat potten bij de Ikea en wat bulk voorraad en we zijn gaan testen of er vraag naar is. We hebben in het begin zelf ook boodschappen langs gebracht. Doordeweeks zaten we achter het bureau aan het bedrijf te werken en in het weekend zaten we op de fiets om boodschappen te leveren.”

Boodschappen leveren in heel Nederland

Het bleek aan te slaan. Daarom zijn de mannen groter gaan denken. Ze zijn begonnen met een crowdfunding om het geld bij elkaar te krijgen om heel Nederland, in april, te kunnen bereiken. Daarnaast verkopen ze nu al startbonnen en startpakketten zodat mensen nu hun interesse kunnen laten zien. “Deze mensen kunnen in april gelijk boodschappen bij ons bestellen. De mensen op de wachtlijst zullen waarschijnlijk pas in de zomer voor het eerst kunnen bestellen.”

Doordat de boodschappen online aangeboden worden is het makkelijker om een groter stuk van Nederland te bereiken. “Je klantenbase is ineens veel groter en daardoor je kans op faillissement gelijk een stuk kleiner.”

Pieter Pot als merknaam

“Op dit moment zijn wij de enige in de wereld die dit doen. Dit jaar ligt onze focus volledig op het leveren in heel Nederland. Volgend jaar hopen we naar België uit te breiden. We willen zo snel mogelijk onszelf als merk neerzetten. Nu zijn we nog voornamelijk een online supermarkt, maar het ideaal beeld is, dat als de consument ons straks kent, we ook in de supermarkt liggen. Dat je tijdens het boodschappen doen kunt kiezen of je je producten in een verpakking koopt of in een Pieter Pot glazen pot”, zegt Jouri. Daarvoor zijn ze nu al bezig met het ontwerpen van een glazen pot die mensen echt herkennen.

“Dat gaat nog veel verder, ook bijvoorbeeld als je op een tankstation iets haalt, of popcorn in de bioscoop. We merken nu dat bedrijven wel willen veranderen, maar nog niet zo goed weten hoe ze dat moeten aanpakken, als we straks bekender zijn als merk, dan gaat die overgang veel makkelijker.” Maar dat begint dus bij eerst leveren in heel Nederland in april.

Botma en van Bennekom zorgt voor minimalisme in de badkamer

Botma en Van Bennekom heeft als missie om natuurlijke verzorgingsproducten te maken van biologische ingrediënten. Het doel is minimalisme in de badkamer. “Als je in een gemiddelde badkamer kijkt staat er voor alles wel een potje. Dat zijn echt marketing trucjes en die wij willen veranderen”, zegt Niels Gooijer.

Die missie trekken ze door in alles wat ze doen. Hun eerste product was haarzeep, en dat hebben ze ondertussen uitgebreid naar een huidbalsem en haarolie. “Dat zijn hele voedende producten die je op meerdere manieren kunt gebruiken. Want met een goed product kun je veel doen. Het is ons doel om veel te bereiken met weinig producten. Daarom hebben we een vrij eenvoudige lijn met weinig producten.”

Duurzaam ondernemen

Botma en Van Bennekom is in 2017 begonnen in de keuken van Rianne Botma. “Rianne en ik komen allebei uit de kunst, maar ze wilde iets praktisch gaan doen en iets moois aan de wereld toe te voegen”, zegt Niels. “Ze is haarzeep gaan maken en daar bleek ze heel erg goed in te zijn. Zeep is namelijk echt een vak.”

De zeepverkoop liep zo goed dat Niels, de vriend van Rianne, al snel betrokken raakte bij het bedrijf. “Onze producten liggen in 70 winkels, verspreid over het hele land. Van bio winkels tot kapperszaken en concept stores. We zijn aan het kijken hoe we dat kunnen uitdiepen en hoe we nog meer een community kunnen creëren.” Zo hebben ze tijdens de Coronaperiode een webshop aan hun website toegevoegd.

Natuurlijk schoon

Natuurlijk schoon is de subtekst van Botma en Van Bennekom en dat voeren ze door in elk aspect van hun bedrijf. “We proberen zo duurzaam mogelijk te ondernemen, met natuurlijke ingrediënten en op een zo groen mogelijke manier onze producten te produceren.”

Daarom proberen ze zoveel mogelijk ingrediënten lokaal te kopen. “Dat is niet voor alles mogelijk”, zegt Niels. “Zoals Shea butter, dat is een tropisch product. Die proberen we dan zo dicht mogelijk bij de bron te kopen bij iemand die zelf een bedrijf heeft opgezet in Afrika. Alle onze producten zijn dan ook fairtrade.”

Het is voor Botma en Van Bennekom belangrijk dat ze in de hele keten zo duurzaam en groen mogelijk zijn. “Maar 100% is gewoon niet haalbaar. Daarom vinden we Tony’s Chocolony zo’n mooi voorbeeld. Die hebben ‘op weg naar slaafvrije chocola’ op hun wikkel staan. Ze zijn heel open en transparant dat ze er nog niet zijn. Dat zijn wij ook en we vinden dat ook heel belangrijk. Ik denk dat dat zelfs nog sterker is dan zeggen dat je 100% iets bent. Als een bedrijf zegt dat ze 100% duurzaam zijn, dan is het een vorm van green washing, want dat kan gewoon nog niet helemaal.”

Foto: Luna Bouwhuis

Sociaal ondernemen

Sociaal ondernemen is voor Botma en Van Bennekom ook een belangrijk onderdeel van verantwoord ondernemen en vrij snel begonnen ze een samenwerking met Siza. In hun social werkplaats worden de zepen ingepakt door mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. “In het begin was ik niet zo’n voorstander, het voelde voor mij heel erg alsof we dit deden om te kunnen zeggen dat we sociaal bezig waren”, zegt Niels. “Maar vanaf het eerste moment was er een klik met de organisatie. Het is een mooie locatie, op een boerderij met veel dieren en ze zijn heel blij met ons.”

Ondertussen is Siza een vitaal onderdeel van hun bedrijf geworden. Niet alleen worden de zepen daar ingepakt, er worden ook producten gemaakt. “Wat ik mooi vind om te zien is dat de mensen daar heel trots zijn op wat ze doen. Ze voelen dat ze echt van belang zijn voor ons en dat ze op waarde geschat worden. Dat heeft voor ons ook heel veel meerwaarde.”

Daarnaast zorgt het ook voor goede input in hun bedrijf. “We waren op zoek naar iemand die een busje kon rijden. We hadden allerlei transporteurs gevraagd, en toen bleek dat er iemand bij Siza het hartstikke leuk vindt om te rijden, dus die rijdt nu onze producten intern van a naar b.”

Foto: Luna Bouwhuis

Corona

Corona hakt er ook voor Botma en Van Bennekom in. Dankzij het virus halveerde hun omzet en lag de productie tijdelijk stil. “Je zou denken dat iedereen juist zeep wilde kopen, maar dat viel tegen”, lacht Niels. Omdat veel winkels dicht gingen, vielen daardoor ook onze verkooppunten weg, en stopte de orders. “Gelukkig zijn veel van de winkels naar online webshops verschoven en kwam het weer op gang. We hebben inmiddels zelf ook een webshop opgezet.”

“Aan de andere kant hebben we van deze rustige tijd ook een deugd gemaakt. We zijn de afgelopen drie jaar hard gegroeid. Dus het was voor ons ook een goed moment om even stil te staan en juist plannen te maken voor de toekomst.”

“We willen een sluitendere lijn gaan aanbieden, met meer producten die op elkaar aansluiten, maar zonder dat we aan onze missie en filosofie voorbij gaan. Dit was een mooi moment om daar even goed over na te denken. We hebben vele mooie plannen voor de toekomst, met veel mooie producten op de planning.”