Toolbox denkt in mogelijkheden

Wat als er een plek is waar jij je talenten kunt ontwikkelen? Een plek waar je kunt laten zien wat je kan bijdragen, maken of hoe jij de wereld mooier kan maken? Die plek is er. Toolbox in Emmen heeft een plek gecreëerd waar ze zowel mensen als gemeenten laten zien dat je meer kan bereiken als je denkt in mogelijkheden in plaats van beperkingen.

“Toolbox is een ontwikkelcentrum”, legt Adriaan Pals uit. Samen met Bert Leiting en Johan Wachtmeester opende hij in december 2016 de deuren van Toolbox. “We zijn een flexplek voor makers, hebben werkplaatsen en ondersteunen de gemeente met dagbesteding. Op dit moment groeien we gemiddeld met vier deelnemers per maand. Maar om te komen waar we nu staan hebben we echt hard moeten werken om te zorgen dat onze deelnemers krijgen waar ze recht op hebben. Inmiddels staat de organisatie goed en zijn we bezig met verdere professionalisering om zo nog meer mensen te helpen en te ondersteunen.”

De Toolboxfilosofie

Bij Toolbox staan de deelnemers dus centraal. “Wij ondersteunen mensen zodat zij weer actief deel kunnen nemen aan de maatschappij. Het huidige systeem in Nederland zit zo in elkaar dat jij als mens niet altijd krijgt wat je nodig hebt om jezelf te ontwikkelen. Wij vinden dat de maatschappij te weinig investeert in de ontwikkeling van de medemens en hoe zorginstanties met elkaar omgaan. Als je instanties per uur betaalt zullen ze ook zorgen dat ze zoveel mogelijk uren maken en de mensen vanuit hun beperking benaderen. Maar de vraag die niet gesteld wordt, is: ‘wat heb je nodig?’ Dat willen wij veranderen”, legt Pals uit. “Wij willen mensen benaderen door hun talenten te erkennen, ze meer zelfvertrouwen te geven, hun eigenwaarde te verhogen en ze een veilige omgeving te geven waar ze kunnen doen waar ze goed in zijn en juist dat verder ontwikkelen.”

Zo is ook Aerial 51 ontstaan, een indoor drone racebaan in het oude AmeriCase. Het was een idee wat ontstond wat aansloot bij een aantal Toolbox deelnemers waaronder een dronevlieger en een racedrone-bouwer. Het zijn geen kwaliteiten die je in een normale baan kan inzetten, daarom heeft Toolbox een baan rondom de kwaliteiten gecreëerd.

Luisteren naar behoeftes

Toch was het idee voor Toolbox in eerste instantie anders dan hoe het er nu uitziet. “Mijn theorie was dat een professional een abonnement kon kopen zodat hij iets kon maken in de werkplaats wat hij dan vervolgens weer kon verkopen”, legt Pals uit. “Iemand met afstand tot de arbeidsmarkt zouden wij dan aan die professional koppelen zodat die persoon daarvan kon leren. Een soort gildesysteem.”

In de praktijk kwamen ze er al snel achter dat dat niet werkte. “We zagen dat mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt vaak veel technischer waren dan de professionals die een abonnement afnamen. Alleen door alles wat ze meegemaakt hadden, waren die mensen er niet van overtuigd dat ze een toegevoegde waarde hebben. Het blijkt dus in de praktijk dat wij onze waarde behalen door deelnemers te overtuigen dat ze er wel toe doen en wel degelijk toegevoegde waarde hebben. En niet door het leren van technische vaardigheden.

“Nu begeleiden en coachen we mensen om meer zelfvertrouwen te krijgen. Dat doen we door het zorgvuldig opbouwen van de interne cultuur. Bijvoorbeeld: hoe gaan we bij Toolbox met elkaar om? Maar ook mensen oprecht complimentjes geven, mensen laten doen waar ze goed in zijn en dan oprecht verbaasd zijn hoe goed ze iets doen en juist dat complimenteren. Daarnaast evalueren we elke vier tot zes weken met de deelnemers. Daarin kijken we hoe het gaat, waar ze tegenaan lopen en wat ze nodig hebben. Die een-op-een gesprekken dragen ook bij aan het vergroten van het zelfvertrouwen en eigenwaarde. Als laatste is een groot deel van ons werk ook het observeren van de deelnemers om zo op te merken waar ze goed in zijn en ze aan te moedigen daar meer van te gaan doen.”

Doelen voor 2020 en verder

Ten tijde van het interview vierde Toolbox zijn driejarige bestaan. En daar stopt het zeker niet. In december 2019 kreeg Toolbox een raad van toezicht. “Deze onafhankelijke partij controleert of we ook doen wat we zeggen. We hebben ze onze plannen voor 2020 voorgelegd en ze zijn niet alleen een goede stok achter de deur, maar ook een stap in de richting van verdere professionalisering.”

Toolbox wil namelijk echt een verandering teweegbrengen bij gemeentes en andere overheden om zo een verschil te maken voor de mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Maar daar zijn subsidies voor nodig. De raad van toezicht is niet alleen een extra professionaliseringsstap, maar ook een extra zekerheid voor overheidsinstanties dat Toolbox de subsidies goed gebruikt.

“Naast de verdere professionalisering willen we in 2020 onder andere verder groeien in het aantal deelnemers. Op die manier kunnen we nog beter ondersteunen in de ontwikkeling van onze deelnemers, en nog meer werk voor hun creëren zowel binnen Toolbox als daar buiten. Maar we willen ook verder onderzoek doen naar het huidige systeem in Nederland, en hoe we dat kunnen verbeteren. Daarover willen we ook echt die discussie aanzwengelen.”

En dat onderzoek is hard nodig volgens Toolbox en kan voor een positieve ontwikkeling zorgen voor de maatschappij. “We werken samen met de Hanze Hogeschool aan een onderzoek om de ontwikkeling van de deelnemers op verschillende levensgebieden beter in kaart te brengen”, zegt Pals. “En daarnaast ook wat de ontwikkeling van deze mensen voor positieve invloed kan hebben en welke besparing dat oplevert voor de maatschappij. We willen een systeem creëren in 2020 dat werkt en wat dus ook door andere partijen te gebruiken is.

Impact maken en systemen doorbreken

Toolbox’s missie voor 2020 en verder is dus het doorbreken van de huidige systemen rondom mensen met een afstand tot de maatschappij en arbeidsmarkt. “We willen laten zien welk gedrag er wordt uitgelokt met de huidige verdienmodellen. Dat als organisaties een budget per individu krijgen, ze dat als verdienmodel gaan zien en gaan praten in beperkingen in plaatst van de mogelijkheden. En dat als je een organisatie beloond per uur, dat ze zoveel mogelijk uren gaan maken in plaatst van te kijken hoe ze iemand echt kunnen helpen”, zegt Pals. “En daarom kijken wij bij Toolbox naar de mogelijkheden in plaats van de beperkingen.”

Toolbox zit midden in het Rensenpark in Emmen. Het park wat eerder het thuis was van het Noorder Dierenpark Emmen is nu thuis voor verschillende ondernemingen.

Tuinieren midden in Groningen stad voor de voedselbank

In 2012 was Jos Meijers het zat om voor een baas te werken. En terwijl hij thuiszat, bedacht hij een revolutionair nieuw idee: een voedseltuin voor de voedselbank, midden in Groningen stad. Daar is Toentje uit ontstaan. “In het hoogseizoen leveren we nu 4500 kilo aan de voedselbank. Dat komt neer op 18.000 porties per jaar. En met ons nieuwe project ‘Boeren voor de voedselbank’, wordt dit alleen maar meer. Toentje, Terra en een aantal akkerbouwers gaan samen aan de slag voor een nog grotere stroom van groenten voor de voedselbanken.”

“In mijn vorige werk kwam ik veel jongens tegen, die van de voedselbank afhankelijk waren”, vertelt Jos. “Die vertelden dat er veel houdbare producten waren zoals macaroni, en producten in blikken, maar geen verse levensmiddelen. Daar wilde ik wat aan gaan doen.”

“Dus toen ik zonder baan kwam te zitten ben ik gaan denken: wat vind ik nou leuk? Daar is Toentje, uit ontstaan. Ik maakte een plan, ging naar de gemeente, en het bleek dat die net een nieuw armoedebeleid hadden gemaakt. Daarin stond een regeltje waardoor ik subsidie kon krijgen en samen met de gemeente aan de slag kon gaan.”

Van stichting naar sociale onderneming

Nu, zeven jaar later is Toentje geen stichting meer, maar een sociale onderneming. Nog steeds krijgen ze 50% uit subsidies, maar 50% zijn ook eigen inkomsten. “Dat vond de gemeente best heel spannend, die eigen inkomsten. Dat is eigenlijk een terrein waarin nog niet zoveel bedrijven opereren. Maar het voelde voor ons ook nodig om een andere geld bron te vinden. Subsidies zijn natuurlijk niet gegarandeerd, en we wilden een wat vastere inkomensbron voor onszelf maken op deze manier.”

Daarom heeft Toentje inmiddels haar eigen buurtrestaurant en een aantal producten ontwikkeld. “We hebben onze eigen honing: Groning. Dat is begonnen omdat we een gesprek hadden met de imker in onze tuin. Die verkocht een groot deel van zijn honing aan de groothandel. Dat is zonde natuurlijk! Hoe leuk is het als lokale mensen de honing kunnen kopen van bijen die gewoon door Groningen vliegen. Die honing heeft gewoon een goed verhaal.” Inmiddels werkt Jos samen met verschillende imkers in de stad.

Maar dat is niet het enige, Toentje heeft ook een hoptuin, waar ze hop kweken voor bierbrouwerij Bax. “We wilden de lokale keten stimuleren. Dat doe je het beste door een aantal dingen aan elkaar te koppelen. Zo zijn we bij Bax terecht gekomen en we hebben nu de enige hoptuin in Nederland midden in de stad. Als Groninger kun je dus je biertje zien groeien. Dat is echt heel goed ontvangen. Bij het Forum en Dille en Kamille lopen het biertje ‘Kon Minder’ en de Groning honing als een trein.”

Volgens Jos komt dat omdat mensen gewoon behoefte hebben aan een goed verhaal. “ Zeker in de tijd waar er al zoveel op iedereen af komt. Dan gaan mensen juist op zoek naar authenticiteit. Groning en Kon Minder hebben dat. Maar de mensen die het kopen blijven wel consumenten, dus het kan wel een goed verhaal hebben, het moet daarnaast ook wel echt gewoon een goed product zijn.”

Een lange adem

Een van de grootste uitdagingen die Jos tegenkwam in de afgelopen zeven jaar is naar eigen zeggen toch wel het gebrek aan tijd en focus. “Je moet je wel echt blijven focussen en veel versimpelen. Er zijn zoveel dingen leuk en voor veel dingen is ook een kwestie van een lange adem hebben.”

Gelukkig levert dat ook veel op. “Omdat we een lange adem hebben gehad, zijn we nu één van de spelers die vooraan staan in het veld. Er komen vaak mensen van verschillende scholen en universiteiten kijken hoe wij het gedaan hebben. Maar ook mensen die een eigen initiatief willen starten. Zo zijn er in verschillende steden al voedseltuinen voor de voedselbank ontstaan. Daar word ik heel blij van”, zegt Jos.

Iedereen is welkom

“We hebben allerlei soorten mensen van ex-daklozen tot expats. Je kan het zo gek niet bedenken: iedereen is hier welkom”. “Wat je vaak ziet is dat mensen in hetzelfde vijvertje blijven zitten, maar wij brengen mensen van alle lagen van de samenleving samen. Dat maakt ons heel uniek.”

Die combinatie is ook heel goed voor de mensen die bij Toentje werken. “Iedereen gaat heel respectvol met elkaar om. We hebben een hele nuchtere, open manier van samenwerken. Dat is echt onze kracht. Er is plek voor mensen die samen willen werken, maar er is ook plek voor mensen die meer rust nodig hebben.”

Ruimte en persoonlijke aandacht is bij Toentje dan ook heel belangrijk. “We kijken echt naar wat mensen nodig hebben, maar laten ze vaak ook eerst tot rust komen. Er komen veel mensen bij ons met een zware rugzak, die helemaal moegestreden zijn van het systeem. Dan is het fijn om eerst tot rust te komen en te kijken waar ze naar toe willen. We hebben geen uitgestippeld plan, en kijken echt met iedereen persoonlijk mee.”

De sociale hub van de stad

Behalve mensen via de voedselbank van eten voorzien, doen ze nog veel meer. Zo geven ze les aan basisschoolkinderen om te laten zien waar hun eten vandaan komt, waarna de kinderen in de lente een aantal dagen in de tuin komen werken om in speciale bakken hun eigen groente te verbouwen. Later komen ze ook nog om in de keuken van Toentje’s buurtrestaurant Bie de Buuf hun eigen eten klaar te maken.

“We willen kinderen zo laten zien dat je heel gemakkelijk en goedkoop lokaal eten kan klaarmaken dat gezond en lekker is”, aldus Jos. “Heel veel scholen hebben nu nog geen leerlijnen rondom voedsel. We zijn in gesprek met de scholen en gemeente om te zorgen dat dit standaard wel in het pakket komt. Het is een heel groot onderwerp en daarom zijn wij gewoon aan de slag gegaan. Daardoor wordt het straks gewoon een beleid.”

Alfa maakt klanten bewust van de impact die ze al maken

Duurzaamheid vindt Carl Drenth een rot woord, maar het omschrijft wel het beste wat hij bedoelt: een goede balans tussen people, planet, profit en pleasure. “Zoals Johan Cruijff zei: Het goede doel is niet je eigen doel. Daar ben ik heilig van overtuigd. Daar wil ik een belangrijke rol in hebben”, zegt Carl.

Accountant kantoor Alfa is 75 jaar geleden ontstaan vanuit het verzet. “Van oudsher waren we er echt voor de boeren. We hebben het nooit voor ogen gehad om te gaan voor maximale winst. Dat zit gewoon niet in onze organisatie”, zegt Carl. “We gaan echt voor duurzame relaties met klanten, medewerkers een maatschappij. Sommige van onze klanten zijn al 50 jaar klant. En onze medewerkers krijgen de kans om zich ruim te ontwikkelen. Doen we dat niet, dan zijn ze snel weg.”

Medewerkersparticipatie en samen het gesprek aan gaan

Ongeveer twintig jaar geleden verkocht Alfa het bedrijf aan de medewerkers. “Door medewerkersparticipatie profiteer je als medewerker als het bedrijf goed loopt. Alle medewerkers hebben nu de mogelijkheid om aandelen in het bedrijf te kopen en van de 1000 die er werken hebben ook ruim 600 dat gedaan”, zegt Carl.

Daarnaast is het binnen Alfa ook belangrijk dat iedereen zich blijft ontwikkelen. “Iedereen is bij ons verplicht om educatiepunten te halen. Zo zorgen we ervoor dat onze mensen zich constant blijven ontwikkelen. Daarnaast hebben we ook de functioneringsgesprekken anders ingericht. We noemen ze nu V3 gesprekken. Die gaan over wat wil je Versterken, wat wil je Veranderen en hoe wil je Vooruit. Dat geeft net even een andere insteek die meer gericht is op groei van de mens.”

Interne bewustwording is ook een onderdeel van de cultuur binnen Alfa. “We willen dat iedereen weet wat maatschappelijk relevant ondernemen is. En dat ze daar ook het gesprek met onze klanten mee aan kunnen gaan. Ik zou het heel mooi vinden als wij als Alfa daarop kunnen rapporteren voor onze klanten. Dus niet alleen over financiële cijfers, maar ook over impact cijfers. Om op die manier in kaart te brengen wat het onderscheidend vermogen van onze klanten is. ”

Om dat voor elkaar te krijgen investeert Alfa ook in gastsprekers en geeft Carl zelf zoveel mogelijk het goede voorbeeld. “Ik doe zelf bijvoorbeeld vrijwilligerswerk bij ZOA. Ik ben echt van mening dat je aandacht voor de mens moet hebben en goed moeten kijken hoe we met de planeet om gaan.”

Het gesprek aangaan met klanten

De volgende stap is het bewustzijn vergroten bij de klanten. “Met de kennis die onze medewerkers hebben, kunnen ze het gesprek aangaan met klanten. En dan niet alleen laten zien hoe het beter kan, maar juist ook laten zien hoe goed onze klanten al bezig zijn”, zegt Carl.

“Een van onze klanten is een veeboer en heeft net een stal voor 400 koeien gebouwd. Die voldoet aan alle milieuregels, de dieren hebben daar een prachtig leven met veel ruimte en vrije uitloopt. Daarnaast heeft hij twintig man in vaste dienst. De mensen kunnen opleidingen doen en de Arbo omstandigheden zijn goed. Maar zodra je begint over duurzaamheid, daar gruwelen de boeren van. Ik wil ze daarom juist laten zien hoe goed ze al bezig zijn. Daar gaat het om.”

“Ik heb de eerste keer de boeren op het Malieveld ook gesponsord”, zegt Carl. “Ik begreep hun heel goed. De manier waarop zij werken en de manier waarop zij hun geld verdienen is ontstaan vanuit de maatschappij en de vraag naar producten. Maar nu moet je wel kijken naar een vervolg stap. Als 17 miljoen mensen vinden dat er iets moet veranderen, dan moet je kijken wat dat voor jou als bedrijf betekent en hoe je daarin mee kan gaan. Heel veel doen de boeren namelijk al. Die impact in beeld brengen dat is echt een uitdaging.”

De nieuwe economie

Hoewel Alfa ondertussen ook veel sociale ondernemers als klant heeft, willen ze juist ook de traditionele bedrijven helpen om de transitie te maken naar de nieuwe economie. “Het activistische vingertje werkt niet bij deze bedrijven”, meent Carl. “Je moet ze laten zien hoe goed ze al bezig zijn en dan helpen om dat nog beter neer te zetten. Als kledingzaak moet het bijvoorbeeld niet zo zijn dat je niet weet waar je kleding vandaan komt. Dat is waarschijnlijk sowieso geen goede match als klant van Alfa.”

“Ten tweede willen we onze klanten 100% inzicht gegeven in hun eigen impact. Nu rapporteren we op basis van cijfers, maar we willen het gesprek op een andere manier aangaan. Je kan je afvragen of je dat als accountant wil doen, en dat is best een subjectief gebied, maar ik geloof er heilig in dat het kan.”

Op dit moment heeft Alfa een pilot lopen met een aantal kanten waarin ze rapporteren hoeveel impact er nou daadwerkelijk gemaakt wordt. “Daar zijn we ook speciale producten voor aan het ontwikkelen.”, zegt Carl. “Wat je wil is dat het uiteindelijk niet alleen meer over profit gaat.”

Daarnaast is verbinding ook een belangrijk element voor Alfa. De sociale ondernemers aan de traditionele bedrijven verbinden en laten zien wat er allemaal mogelijk is. “Ik zie daar voor mezelf een rol in, want ik vind het leuk om mensen te verbinden. Niemand doet het echt fout en we kunnen allemaal van elkaar leren.”

“Het gaat gewoon om het zetten van kleine stapjes”, zegt Carl. “We hoeven niet allemaal een Kees Klomp te zijn. Maar als je kleine stapjes blijft zetten kom je er ook. Zolang je ‘globaal denken, lokaal handelen’, aanhoudt maak je hoe dan ook impact.”

Vanhulley maakt mondkapjes

Normaal maakt Vanhulley boxershorts van oude overhemden en rest textiel. Nu is het een bruisende hub van tijdelijke vrijwilligers die mondkapjes en schorten maken voor de industrieën, die daar door Corona crisis een nijpend tekort aan hebben.

“Ik wilde al direct mondkapjes gaan maken”, zegt Jolijn Creutzberg oprichtster van Vanhulley, een werkervaringsplek is voor vrouwen met een afstand tot de arbeidsmarkt. “Maar het bleek dat het best lastig is om goede mondkapjes te maken voor de zorg. Dat zou alleen maar voor schijnzekerheid zorgen.”

In eerste instantie bleef het naaiatelier dicht na de aankondiging van de maatregelen van het kabinet, het maken van de boxershorts lag stil en ook de mondkapjes werden niet gemaakt. “Voor veel van onze vrouwen is het een beangstigende tijd. Ze vinden het heel spannend om de deur uit te gaan. Al merken we nu wel, dat nu het wat langer duurt ze zich wat veiliger gaan voelen en vaak als ze een ochtend geweest zijn ze weer terugkomen om weer te helpen.”

Een paar weken geleden begon Vanhulley toch met het maken van mondkapjes. “Ik werd benaderd al snel door andere industrieën benaderd die nu een te kort hebben aan mondkapjes. Alle beschikbare mondkapjes gaan nu naar de zorg”, legt Jolijn uit. “Daarom zijn we toch begonnen met het maken ervan.”

Dat doen ze met een heleboel vrijwilligers die in dagdelen komen werken. “Veel mensen zeggen: we zitten anders toch thuis en nu kunnen we wat bijdragen. Het atelier is groot genoeg waardoor we gemakkelijk die anderhalve meter afstand kunnen bewaren en lunchen doen we in shifts”, zegt Jolijn.

De bijdrage van de vrijwilligers is tweevoudig. Aan de ene kant zorgen ze er samen voor dat er voor iedereen genoeg mondkapjes zijn, en aan de andere kant zorgen de vrijwilligers er voor dat Vanhulley financieel overeind blijft door mee te helpen aan de orders die binnenkomen. “We hebben vorig jaar geen goed jaar gehad. We zijn begonnen met een B2B lijn en dat kost tijd om op te zetten”, zegt Jolijn. “Dit jaar begon onze B2B lijn echt goed te lopen en we hadden in maart een fantastische maand. Dus we dachten: als we nu het tweede kwartaal hard gaan knallen, dan hebben we wat meer spek op onze botten. En toen kwam Corona.”

Schorten maken voor de zorg

Naast het maken van de mondkapjes heeft Vanhulley nu ook andere orders die zorgen dat de inkomsten blijven binnenkomen. Bijvoorbeeld een order van het UMCG. “We vervangen de elastieken van de mondkapjes die ze hebben. De elastieken van mondkapjes die ze hebben gekregen uit China laten snel los.”

Daarnaast maakt Vanhulley in samenwerking met andere Nederlandse naaiateliers beschermende schorten. “Er is een nijpend te kort aan deze schorten. Voor het maken van de schorten zijn veel minder vereisten qua hygiëne in vergelijking met de mondkapjes. Maar het gaat wel om grote aantallen.”

Op dit moment is Vanhulley voornamelijk bezig met het maken van mondkapjes en maken ze helemaal geen boxers meer. Alles is gefocust op het ondersteunen van de bedrijven die daar behoefte aan hebben tijdens Corona.

Dankbaarheid

Ondanks dat Corona geen fijne situatie is, is Jolijn dankbaar en optimistisch. “Het is goed om te zien dat we zo’n hoge productiecapaciteit aankunnen en dat er zoveel mensen komen helpen.”

Ondanks dat we door social distancing niet bij elkaar op bezoek kunnen komen, heeft Jolijn wel het gevoel dat mensen dichter bij elkaar komen. “Ik vind het heel gaaf om te zien dat er toch zoveel mensen betrokken zijn en willen komen helpen. Dat geeft echt een heel goed gevoel, dat mensen het zo fijn vinden wat je opgezet hebt”, zegt Jolijn. “Ik heb zelf leren leven met het idee dat ik niet weet of Vanhulley volgend jaar nog bestaat. En dat geeft een soort rust. Ik kan daardoor heel erg genieten van wat ik nu in het atelier zie. Dat had ik echt nooit willen missen. Wat er ook gebeurt, ik heb dit wel meegemaakt. Het geeft echt een boost om te zien hoe betrokken iedereen is bij iets wat je hebt opgebouwd.”

Ook meehelpen als vrijwilliger bij Vanhulley. Je kunt je hier opgegeven.

Verbinding zorgt voor begrip, maar soms heb je een schop onder je kont nodig

Wilbert van de Kamp doet heel veel verschillende dingen. Maar het belangrijkste is dat hij de verbinding zoekt met mensen en, naar eigen zeggen, dingen aan elkaar knoopt. Bijvoorbeeld door etentjes met boeren te organiseren. “Ik vind dat mensen met boeren moeten praten, want de meesten hebben nog nooit met een boer gepraat. En praten met elkaar creëert begrip.”

Verbinding en mensen verbinden

Dingen samen doen en elkaar verder helpen is iets wat voor Wilbert erg belangrijk is. “Ik heb de meest positieve ervaringen gehad door op mensen te vertrouwen en ik heb juist de meest negatieve ervaringen gehad als ik alles alleen probeerde te doen.”

“Eigenlijk vind ik verbinding gewoon een rot woord”, zegt Wilbert. “Maar het is wel de kern. Er zijn een heleboel dingen die niet op te lossen zijn met een oplossing, maar door de verbinding met elkaar aan te gaan kom je veel verder. Neem bijvoorbeeld de boerencrisis. Dat probleem kan je proberen op te lossen, maar zonder de verbinding aan te gaan, heb je geen idee waar iedereen op zit te wachten en wat er echt nodig is.”

Om ergens te komen is het wel echt belangrijk om goed naar elkaar te luisteren en daar moet je mensen in meenemen. “Als jij voor mensen besluit zonder dat je weet waar je het over hebt, dan weet je helemaal niet of ze daar wel op zitten te wachten”, meent Wilbert. “Ik maak nu een documentaire over witte mannen aan de macht. Helaas bestaat het team volledig uit witte mannen. Het was veel beter geweest als iemand met een andere huidskleur onderdeel van het team was geweest. Want dan krijg je een tegenovergestelde visie.”

9000 pompoenen en praten met boeren

Behalve verschillende mensen met elkaar verbinden doet Wilbert soms ook dingen waarvan mensen denken: hij is knettergek. Zo kocht hij vorig jaar 9000 pompoenen van een boer. “Gewoon omdat ik dat graag wilde. Daarna kwam ik er pas achter waarom ik dat heb gedaan”, zegt Wilbert. “Ik heb ervan geleerd hoe erg het is voor een boer om met producten te blijven zitten die je niet kwijt kunt. Maar ook hoeveel er nog bij de voedselbank te verbeteren is. Ik heb ook geleerd hoe moeilijk het is om pompoenen kwijt te raken. Ik dacht dat ik er wel 7000 kwijt zou kunnen, en dat viel even flink tegen.”

“Een vriendin zei laatst tegen me dat ik oplossingen zie voordat ik de problemen zie. Dat is ook echt zo. Met die pompoenen bijvoorbeeld, die heb ik gekocht omdat ik dacht ‘waarom niet’, en daar heb ik achteraf heel veel van geleerd.”

Een schop onder je kont

Problemen oplossen en mensen aanzetten tot actie, dat is wat Wilbert het meeste doet. “Het probleem met mensen inspireren is, dat er vaak geen actie ondernomen wordt. Soms moet je mensen echt een schop onder hun kont geven om te zorgen dat er iets gebeurt.”

Zo is het ook met Omapost gegaan. “Ik ben daarin gestruikeld. Iemand pitchte dat idee op een start-up weekend en toen zijn we dat gaan doen. Dat komt ook een beetje omdat ik te a-relaxed ben om dingen los te laten, dus dan ga ik maar gewoon aan de slag.”

Maar ook hier, was er eerst een oplossing voordat Wilbert echt het probleem kende. “Ik dacht: ja mijn oma wordt blij van die kaartjes, maar wat voor impact maakt het nou echt? Ik ben toen vrijwilligerswerk gaan doen in een verzorgingstehuis en toen begreep ik pas echt waarom ik dit was gaan doen en welke impact het maakte op de mensen die daar zitten.”

Dat is sowieso iets waar Wilbert vindt dat veel mensen nog meer betrokken kunnen worden; bij de maatschappij. “Veel dingen zijn te vrijblijvend. Iets liken op Facebook, of interesse tonen in een event en dan toch niet gaan. Het is allemaal te vrijblijvend. We missen tegenwoordig het community gevoel. Daarom moeten mensen echt over een drempel om zich ergens mee te verbinden.”

In actie komen

En daar is Wilbert dan weer goed in. Zoals hij zelf zegt: mensen een schop onder hun hol geven. In actie komen. “Ik vind het ook fijn om dingen te doen die groter zijn dan ik. Bijvoorbeeld de talk show ‘HELP!?’ in het Forum dat doe ik met drie anderen. Dat zijn van die dingen die nog steeds bestaan als ik onder een bus zou lopen. Daar zit natuurlijk ook wel een beetje ego achter; dat ik wat achterlaat, want ik ben niet Roomser dan de paus.”

“Als je samenwerkt met andere mensen, dan gebeuren er dingen. En er zijn heel veel mensen met veel ideeën, maar niet iedereen doet er iets concreets mee. Die mensen help ik om echt door te pakken en hun ideeën uit te voeren, want als je het nooit gedaan hebt, dan weet je het ook niet. Soms moet je gewoon eerst beginnen en dan leer je daar heel veel van en kun je zo positieve impact maken.”

Botma en van Bennekom zorgt voor minimalisme in de badkamer

Botma en Van Bennekom heeft als missie om natuurlijke verzorgingsproducten te maken van biologische ingrediënten. Het doel is minimalisme in de badkamer. “Als je in een gemiddelde badkamer kijkt staat er voor alles wel een potje. Dat zijn echt marketing trucjes en die wij willen veranderen”, zegt Niels Gooijer.

Die missie trekken ze door in alles wat ze doen. Hun eerste product was haarzeep, en dat hebben ze ondertussen uitgebreid naar een huidbalsem en haarolie. “Dat zijn hele voedende producten die je op meerdere manieren kunt gebruiken. Want met een goed product kun je veel doen. Het is ons doel om veel te bereiken met weinig producten. Daarom hebben we een vrij eenvoudige lijn met weinig producten.”

Duurzaam ondernemen

Botma en Van Bennekom is in 2017 begonnen in de keuken van Rianne Botma. “Rianne en ik komen allebei uit de kunst, maar ze wilde iets praktisch gaan doen en iets moois aan de wereld toe te voegen”, zegt Niels. “Ze is haarzeep gaan maken en daar bleek ze heel erg goed in te zijn. Zeep is namelijk echt een vak.”

De zeepverkoop liep zo goed dat Niels, de vriend van Rianne, al snel betrokken raakte bij het bedrijf. “Onze producten liggen in 70 winkels, verspreid over het hele land. Van bio winkels tot kapperszaken en concept stores. We zijn aan het kijken hoe we dat kunnen uitdiepen en hoe we nog meer een community kunnen creëren.” Zo hebben ze tijdens de Coronaperiode een webshop aan hun website toegevoegd.

Natuurlijk schoon

Natuurlijk schoon is de subtekst van Botma en Van Bennekom en dat voeren ze door in elk aspect van hun bedrijf. “We proberen zo duurzaam mogelijk te ondernemen, met natuurlijke ingrediënten en op een zo groen mogelijke manier onze producten te produceren.”

Daarom proberen ze zoveel mogelijk ingrediënten lokaal te kopen. “Dat is niet voor alles mogelijk”, zegt Niels. “Zoals Shea butter, dat is een tropisch product. Die proberen we dan zo dicht mogelijk bij de bron te kopen bij iemand die zelf een bedrijf heeft opgezet in Afrika. Alle onze producten zijn dan ook fairtrade.”

Het is voor Botma en Van Bennekom belangrijk dat ze in de hele keten zo duurzaam en groen mogelijk zijn. “Maar 100% is gewoon niet haalbaar. Daarom vinden we Tony’s Chocolony zo’n mooi voorbeeld. Die hebben ‘op weg naar slaafvrije chocola’ op hun wikkel staan. Ze zijn heel open en transparant dat ze er nog niet zijn. Dat zijn wij ook en we vinden dat ook heel belangrijk. Ik denk dat dat zelfs nog sterker is dan zeggen dat je 100% iets bent. Als een bedrijf zegt dat ze 100% duurzaam zijn, dan is het een vorm van green washing, want dat kan gewoon nog niet helemaal.”

Foto: Luna Bouwhuis

Sociaal ondernemen

Sociaal ondernemen is voor Botma en Van Bennekom ook een belangrijk onderdeel van verantwoord ondernemen en vrij snel begonnen ze een samenwerking met Siza. In hun social werkplaats worden de zepen ingepakt door mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. “In het begin was ik niet zo’n voorstander, het voelde voor mij heel erg alsof we dit deden om te kunnen zeggen dat we sociaal bezig waren”, zegt Niels. “Maar vanaf het eerste moment was er een klik met de organisatie. Het is een mooie locatie, op een boerderij met veel dieren en ze zijn heel blij met ons.”

Ondertussen is Siza een vitaal onderdeel van hun bedrijf geworden. Niet alleen worden de zepen daar ingepakt, er worden ook producten gemaakt. “Wat ik mooi vind om te zien is dat de mensen daar heel trots zijn op wat ze doen. Ze voelen dat ze echt van belang zijn voor ons en dat ze op waarde geschat worden. Dat heeft voor ons ook heel veel meerwaarde.”

Daarnaast zorgt het ook voor goede input in hun bedrijf. “We waren op zoek naar iemand die een busje kon rijden. We hadden allerlei transporteurs gevraagd, en toen bleek dat er iemand bij Siza het hartstikke leuk vindt om te rijden, dus die rijdt nu onze producten intern van a naar b.”

Foto: Luna Bouwhuis

Corona

Corona hakt er ook voor Botma en Van Bennekom in. Dankzij het virus halveerde hun omzet en lag de productie tijdelijk stil. “Je zou denken dat iedereen juist zeep wilde kopen, maar dat viel tegen”, lacht Niels. Omdat veel winkels dicht gingen, vielen daardoor ook onze verkooppunten weg, en stopte de orders. “Gelukkig zijn veel van de winkels naar online webshops verschoven en kwam het weer op gang. We hebben inmiddels zelf ook een webshop opgezet.”

“Aan de andere kant hebben we van deze rustige tijd ook een deugd gemaakt. We zijn de afgelopen drie jaar hard gegroeid. Dus het was voor ons ook een goed moment om even stil te staan en juist plannen te maken voor de toekomst.”

“We willen een sluitendere lijn gaan aanbieden, met meer producten die op elkaar aansluiten, maar zonder dat we aan onze missie en filosofie voorbij gaan. Dit was een mooi moment om daar even goed over na te denken. We hebben vele mooie plannen voor de toekomst, met veel mooie producten op de planning.”

Brownies&downieS in Groningen is een roeping

Nicole Kuper riep op de basisschool al dat ze met mensen met een beperking wilde werken. Later zeiden zij en haar man dat ze rond hun 40ste een restaurant wilde. Laat dat nou de perfecte combinatie zijn. Dat restaurant kwam er al veel eerder, toen Nicole 23 was. “Dit jaar zijn we vier jaar open.”

Nicole en haar man werkten allebei in de zorg. “Als we het over ons toekomstige restaurant hadden, zei ik altijd ‘je denkt toch niet dat ik dan normale mensen aanneem?’”

Toen ze er achter kwam dat Brownies&downieS nog mensen voor een franchise zochten is ze op de site gaan kijken. “Puur uit interesse”, zegt ze. “Ik heb ook wat informatie aangevraagd zodat we ons erin konden verdiepen voor als we straks veertig zouden zijn. We waren zo enthousiast dat we gelijk op gesprek gingen op het hoofdkantoor en een paar weken later hebben we onze banen opgezegd.”

In de tijd dat ze Brownies&downieS in Groningen aan het opzetten waren, was Nicole hoogzwanger. “We hadden gezegd dat we zouden proberen een kindje te krijgen nadat we op vakantie waren geweest in Ghana, maar Brownies&downieS kwam daar tussendoor. Toen dat definitief was, had ik twee weken later een positieve zwangerschapstest in mijn handen.”

Een bijzonder jaar dus en voor Nicole is dit echt een roeping. “Soms lijkt een gewoon restaurant me wel lekker, maar ik denk dat ik het er na een dag wel weer mee gezien heb. Voor mij is de combinatie van alles gewoon perfect. Ik zou niet fulltime in de horeca of gehandicaptenzorg kunnen werken, en ook niet fulltime ondernemer kunnen zijn. Maar nu kan ik van alles wat doen.”

Aan het werk

Dagelijks zijn er maximaal zes mensen met een beperking aanwezig in het restaurant en er is een behoorlijke wachtlijst. Toch kiezen ze ervoor om de groepen niet groter te maken. “Anders zitten de cliënten de helft van de tijd niets te doen”, zegt Nicole. “Ze zijn aan het werk en dat moet ook echt zo voelen, ze mogen best moe thuiskomen. Het gevolg is dat ze zelf ook echt zeggen dat ze naar hun werk gaan en niet naar hun dagbesteding. Dat voelt voor hunzelf ook veel beter.”

Het heeft ook een positieve uitwerking op de cliënten die door hun werk zelfstandiger worden. “Ik hoor van veel ouders dat hun kinderen meer initiatief nemen thuis, bijvoorbeeld door zelf de vaatwasser uit te ruimen of koffie te zetten. Dat zijn dingen die ze op hun werk ook doen.”

Nicole merkt dat in het restaurant ook. “We hebben een medewerker dat bij ons werkt en in het begin zei ze dat ze echt niet wilde serveren, dat vond ze eng. Nu holt ze bijna naar de deur als er mensen voor de deur staan.”

“We hebben ook een dove medewerker en iemand die niet kan lezen en schrijven. Beiden nemen zelfstandig hun orders aan. We hebben ze hulpmiddelen gegeven zodat ze dat helemaal zelfstandig doen. Voor hun is dat ook echt iets waar ze heel trots op zijn.”

Die zelfstandigheid is iets wat Nicole heel belangrijk vindt en waar ze ook op aanstuurt. “We krijgen wel eens ouders die denken dat hun kind een te laag niveau heeft om bij ons te kunnen werken. Daar ben ik het niet mee eens. Er is altijd wel iets wat iemand kan doen en leuk vindt.”

Brownies&downieS tijdens Corona

Tijdens de Corona tijd zit het restaurant dicht, maar sinds begin mei begon Brownies&downieS toch met het bezorgen van eten. Terwijl ze dat eerder niet van plan waren. “Het kon gewoon niet uit”, zegt Nicole. “Nu weet ik nog steeds niet zeker of het uit kan, maar we zijn al zolang dicht dat het wel fijn is om weer wat te doen.”

Tot begin juni zijn alleen de kok en de begeleiders aan de slag. De cliënten mogen daarna pas weer aan het werk. “We hebben 16 mensen met een beperking bij ons werken, maar die begeleiding kan ik niet alleen, daar heb ik mensen voor in dienst en die gaan nu weer aan het werk.”

Het is namelijk lastig voor de cliënten om 1,5 meter afstand te houden. “De begeleiding van sommigen gaat gewoon echt niet op 1,5 meter. Veel hebben het niveau van een vier- of achtjarige, voor hun is het moeilijk om uit te leggen waarom ze die afstand moeten houden. Dus totdat daar goede regels over zijn van de overheid blijven zij thuis.”

Het grote geluk voor Brownies&downieS is dat ze officieel een dagbesteding zijn. “Wij krijgen geld omdat de cliënten bij ons aan het werk zijn”, legt Nicole uit. “Normaal krijgen we geld voor geleverde zorguren. Dus als onze cliënten ziek zijn of op vakantie, dan krijgen we niets. In deze periode zijn er aangepaste regels dat die uren wel gewoon doorbetaald worden. Dat is echt heel fijn, want niemand is er bij gebaat als de dagbestedingen failliet gaan.”

“Het voordeel is ook dat we een goedlopend en winstgevend restaurant hebben. We lopen tienduizenden euro’s mis door de Coronamaatregelen, maar het gaat ons niet de kop kosten”, zegt Nicole. “Ik ben daar ook heel nuchter in en heb er geen moment van wakker gelegen. In dit geval loont het echt om een sociaal ondernemer te zijn.”